Toen mijn jongste dochter een paar maanden zwanger was, gingen we samen op pad om wat noodzakelijke onderdelen voor de babykamer te kopen. Ik had nog wat flauwe herinneringen aan onze inkopen toen onze oudste op komst was, een paar decennia terug. We kochten toen vooral tweedehands spullen, knapten dat op en hadden er daarna jaren plezier van. Alleen de buggy was nagelnieuw, maar die kregen we van mijn schoonouders.
Ik was dan ook niet goed voorbereid op wat me te wachten stond in de wereld van de babywinkels: niet alleen het aanbod zelf was immens, de prijzen waren dat nog meer. Bedjes van 1500 euro, buggy’s voor de prijs van een zeer goede e-bike. Ik zag kinderkamers met een totaal prijskaartje van 15.000 euro. En dan heb ik het nog niet eens over de kleren, die ook nog eens opvallend saaie kleuren hebben.
Dat allemaal onder het motto: je wilt toch het beste voor je baby en dat mag was kosten. En hoe meer het kost, hoe meer je van je aankomende baby houdt. Of zo iets.
Bij die ouderliefde hoort blijkbaar ook het verlangen om vanuit de woonkamer je baby te kunnen zien dankzij de babyfoon met camera. Zelf vond ik het wel prettig dat we niet elke kik konden horen van onze kinderen; het hield de avonden wat rustiger. En voordat u nu met terugwerkende kracht jeugdzorg op mij loslaat: we hielden en houden van onze kinderen. Maar niet van de babybusiness. En zo komt het dat ik mezelf onlangs terugvond in een tweedehandswinkel om een kinderbedje te kopen zodat mijn kleinkind kan komen logeren.
Lees hier de vorige Peinzel van Peter.
