Vanaf maandag duiken ze in hun spiksplinternieuwe T-shirtjes in alle kleuren van de regenboog weer overal op in de stad. Nijmegen komt tot de ontdekking dat haar studenten weer terug zijn van vakantie. Tijdens de introductieweek ontdekken de nieuwe studenten van de Radboud Universiteit en de HAN onze Old City met al haar New Vibes.
Een spannend weekje voor de nieuwelingen. De eerste dagen nog aarzelend afwachtend wat hun gekozen studierichting allemaal voor hen in petto heeft. Wat staat mij allemaal te wachten? Wie zijn mijn lotgenoten? Wie worden mijn vrienden? Waar kom ik überhaupt terecht? Zal het leuk worden?
De stad lonkt. Al snel duiken ze met hun mentorgroepje de stad in en nemen ze bezit van de terrassen. Daar vinden de eerste echte inwijdingsgesprekken plaats en worden door gelouterde oudejaars de meest prangende vragen al snel beantwoord. In welke kroegen kun je het beste tegen een betaalbare prijs een drankje doen? Waar is het echt gezellig en kun je tot diep in de nacht doorhalen? Welk dispuut, vereniging of studieclub past het best bij jou? Wie kan je nog matsen aan een dak boven je hoofd, zodat je eindelijk helemaal los kunt komen van de controle van `thuis-thuis`? Op zo`n terras wordt het met elk drankje een stuk gezelliger en er wordt voor een goede bodem ook een ‘bruine fruitschaal uit de vetvijver’ besteld. Je leert ook de mensen kennen. Wie lijdt er aan ‘bodemzucht’ en met wie zou je nader kennis willen maken als, ‘eventuela, twarrel, kwarrel, scharrel, prela of zelfs rela’. Je leert ook hoe te overleven als je brak bent met een morning-after-pils of toch maar een Ibu of Para. Kan allemaal als je een ‘vloerpizza’ maar weet te voorkomen.
Mooie tijd die introductieweek. Maar al heel snel doemen de eerste tentamens op en dan moet je aan de bak. Je krijgt zo`n diploma niet voor niks. De eisen worden steeds strenger en alleen met ChatGPT en ander AI-instrumentarium ga je het echt niet meer redden en val je binnen de kortste keren door de mand. Ook de huur voor je kamer wordt steeds hoger en je studiefinanciering is beperkt. Je zult dus je handen uit de mouwen moeten steken. Het gemiddelde studentenbaantje is zeker geen vetpot.
Studeren is meer dan alleen maar ‘leuk’. Het afronden van een hooggenoteerde ‘wetenschappelijke’ opleiding is al jaren geen garantie meer voor een levenslange goedbetaalde en onbezorgde toekomst. Misschien kom je wel tot de conclusie dat je toch beter voor een echt vak had kunnen kiezen: de ‘diplomageilheid’ in ons land neemt zienderogen af, alhoewel je met een diploma nog steeds meer kansen hebt dan zonder.
Aan de andere kant is de studententijd ook een periode waaraan je `vrienden voor het leven`, dus levensplezier, kunt overhouden. Maar die vind je meestal toch langs een heel andere weg. Vaak door een gemeenschappelijke hobby in het verenigingsleven. Via sport of iets cultureels, zowel met een grote ‘C’ als met een kleine ‘c’. Denk aan muziek, theater, dans, noem maar op. Daar ontmoet je vaak de mensen die er voor jou echt iets toe doen. Je kunt ook simpelweg naar een ouderwetse kroeg gaan en met Jan en alleman een praatje aanknopen. Geheid vind je gelijkgezinden, zolang je maar vriendelijk blijft. Het levensmotto van een van mijn beste vrienden was: `vriendelijkheid kost geen drol en je krijgt het met rente terug`. Gelijk had ie! Wijze woorden van een boomer met een levenslange ervaring.
Boomers, geboren tussen 1946 en 1964 en opgegroeid in een tijd van naoorlogse welvaart en sociale voorzieningen, staan steeds meer onder druk. Ze worden te duur! Volgens de jongere generaties zouden ze ouderwets en conservatief zijn en niet openstaan voor nieuwe ideeën of veranderingen. Ze kunnen of willen zich niet inleven in de leefstijl of de waarden van jongere generaties. Vroeger was immers `alles beter’. Ze hebben hun schaapjes allang op het droge en kunnen doen en laten wat ze willen.
Klopt niet helemaal. In de naoorlogse jaren van de wederopbouw was de welvaart voor de meeste mensen ver te zoeken. De lonen werden kunstmatig laag gehouden en de winsten werden gebruikt om de industrie te kunnen opbouwen. In de meeste gezinnen was armoe troef! Nee, er werd geen honger geleden, maar daarmee is alles gezegd. Een 48-urige werkweek was normaal en leverde amper genoeg op om van rond te komen. De kinderbijslag, een erfenis van de Duitse bezetter, was een welkome aanvulling op een schamel loon, waarvan een stofzuiger of een wasmachine kon worden gekocht. Kleren werden gedragen tot ze op de draad versleten waren. Pas vanaf 1965 was er voor elk gezin, dat meestal erg groot was, een piepkleine woning beschikbaar.
Kinderen verlieten het ouderlijk huis pas als ze gingen trouwen. Tot die tijd moesten ze hun hele loon in de huishoudpot storten en kregen ze van hun ouders een beetje `zakgeld` terug. Een vakantie naar het buitenland was voor de elite. Net zoals een studie aan een universiteit of hogeschool. Wilde je hogerop, dan volgde je naast je werk een opleiding aan een avondschool. Pas na de invoering van de Mammoetwet in 1968 kwam er geleidelijk aan wat meer kansengelijkheid. De meeste sociale voorzieningen en een brede welvaart kwamen pas in de jaren 70.
De boomers zijn nu tussen de 61 en de 79 jaar. Zijn die conservatiever dan de jongere generaties? Staan ze niet open voor nieuwe ideeën en veranderingen? Natuurlijk wel, maar door al hun ervaringen zijn ze misschien wat wijzer en afwachtender geworden en lopen ze voor rigoureuze veranderingen wat minder snel achter politieke en activistische roeptoeters aan. Ze doen in alle rust gewoon hun ding!
Nee, ze hebben echt geen tijd in hun camper of op hun boot verre reizen te maken of dagenlang op de golfbaan te flaneren. Dat kunnen ze zich meestal niet eens veroorloven. Ook hun maatschappelijke betrokkenheid is daarvoor te groot. Ze leveren voor heel wat verenigingen en organisaties nog steeds de meeste vrijwilligers. Ze vervullen een onmisbare rol als mantelzorgers en oppassers voor hun kleinkinderen. Kortom: ze zijn de ruggengraat voor de sociale cohesie in ons land!
De meeste boomers zitten dus niet de hele dag achter de geraniums. Ze houden ook van gezelligheid. Ik noem als voorbeeld de ‘Slurfersborrel’.
In het ‘revolutiejaar’ 1968 richtten jongeren uit alle rangen en standen carnavalsvereniging De Slurfers op met als doel ‘verrassend, vernieuwend en orgineel te zijn`. Ze hadden lak aan het carnavaleske protocol, en hun creativiteit spatte er van alle kanten af. Ze organiseerden voor de Nijmeegse jeugd schitterende feesten en brachten elk jaar geheel met eigen leden een bruisende zittingsavond op de bühne. Met hun acties ondersteunden zij menig goed doel voor het jeugd- en jongerenwerk. In 2000 hief de club zichzelf op omdat de leden te druk bezig waren met werk en gezin. Hun doelstellingen werden onhaalbaar en ze wilden niet blijven ‘plèkken’.
Nu, 25 jaar later, ontmoeten zo'n 75 van die leden en hun sympathisanten - inmiddels allemaal boomers - zich nog eens per maand in de kroeg voor hun ‘Slurfersborrel`. Hartstikke gezellig. Geklaagd wordt er niet. Het bruist nog steeds van alle kanten.
Zo`n clubje ‘voor het leven’ gun ik alle nieuwkomers. Ad Fundum!
Carolus
Meer columns lezen van Carolus? Lees hier zijn voorgaande column.