Vorige week herdacht Nijmegen met tal van activiteiten het `vergissingsbombardement` waarbij het centrum van onze stad in enkele minuten veranderde in één groot gapend gat.
Het blijkt dat het helemaal geen vergissing was. Het stationsgebied was wel degelijk doel, maar de jonge, veelal onervaren piloten van de 12 Liberators lieten een groot deel van de bommen te vroeg vallen.
Niet alleen gebouwen werden verwoest. Ook zo’n 800 mensen verloren hun leven en de meeste overlevenden werden door hun fysieke verwondingen of psychische trauma’s levenslang getekend.
Het Nimweegse ‘hert was der uut’, één groot gapend gat.
Tientallen jaren werd deze ramp van overheidswege doodgezwegen. Het waren immers onze Amerikaanse bevrijders die deze ramp op hun geweten hadden en voor de wederopbouw van ons land was men afhankelijk van de Amerikaanse Marshallhulp.
De landelijke en plaatselijke overheid deden er het zwijgen toe en verhulden de ware toedracht, fake news overheerste. Pas na 40 jaar in 1984 vond de eerste officiële herdenking plaats. De herdenkingen die volgden hadden aanvankelijk alleen een plaatselijk karakter. Bij het overgrote deel van de Nederlandse bevolking bleef het bombardement onbekend, ook bij de vele nieuwe Nijmegenaren. Een bewust gecreëerd gapend gat in onze historische kennis.
Pas tijdens de herdenkingen van de afgelopen jaren kwam daar verandering in. Die van vorige week kreeg voor het eerst landelijke aandacht. Naast de talloze toespraken maakten vooral de lichtherinneringen van Jaap van den Elzen en Jan Fabel, bewegende lichtprojecties op de Molenstraatskerk, de Stevenstoren, de Hema en in de Emaushof, grote indruk. Toeschouwers zagen de bommen vallen, de Stevenstoren instorten en hoorden de stemmen van de gewonden en de overlevenden.
Een goede vriendin verwoordde de impact van de beelden met `ik woon al 50 jaar in Nijmegen, maar voel me nu pas een echte Nijmegenaar.`
Een ander gapend gat in onze lokale geschiedenis is onbekendheid van de directe hulp die er direct na de oorlog vanuit het Amerikaanse Albany, de hoofdstad van de staat New York voor Nijmegen op gang kwam.
In 1945 keerden Amerikaanse soldaten voor de eerste herdenking van de bevrijding terug naar Nijmegen. Zij zagen een stad in puin en mensen in armoede. Het herstel verliep uiterst moeizaam. Generaal James M. Gavin van de 82e Airborne Divisie, die een grote rol speelde tijdens Operatie Market Garden, zag dat Nijmeegse burgers de graven van de 800 gesneuvelde soldaten liefdevol verzorgden. Hij trok zich het leed van de bevolking aan en organiseerde een grootscheepse hulpactie vanuit zijn woonplaats Albany.
In 1947 arriveerden er schepen aan de Waalkade met aan boord 300 ton aan voedselpakketten, kleding, bouwmaterialen en vele persoonlijke brieven van inwoners van Albany gericht aan families uit Nijmegen, die zij daarmee adopteerden. Zo ontstond een nu al 75-jarige vriendschapsband tussen beide steden. Albany en Nijmegen werden ‘sister cities’. De gemiddelde Nijmegenaar weet hier niets of nauwelijks iets van.
Het centrum van Nijmegen werd ondanks een gebrek aan financiën en bouwmateriaal tussen grofweg 1947 en 1965 herbouwd en kreeg een voor die tijd ultramodern gezicht.
Van de nog bestaande historische gebouwen ontkwamen slechts het stadhuis en de St. Stevenskerk aan de slopershamer. Het oude stratenplan bleef voor het grootste deel hetzelfde, maar ze werden veel breder. Auto en bus kregen ruim baan. Ook de voetgangers kregen meer ruimte en in de binnenstad kwamen vooral winkels.
Voor de oude benedenstad, die tijdens het bombardement gespaard bleef, was er weinig aandacht. De wirwar van eeuwenoude straatjes hadden een allesbehalve pittoreske uitstraling. De verkrotting van de wijk was al lang bezig.
Er liep een zichtbare en onzichtbare scheidslijn tussen beneden- en bovenstad. Vanaf de afbraak van stadswallen in 1878 trok iedereen die het zich kon veroorloven weg uit de overvolle benedenstad. Van de economische bedrijvigheid was nauwelijks nog iets over, waardoor de armoe alleen maar toenam. De centrumbewoners haalden letterlijk en figuurlijk hun neus op voor de stinkende, verpauperde `onderstad` met haar `onmaatschappelijken` zoals de kinderrijke gezinnen van arbeiders, kaaisjouwers, bootwerkers, dienstmeisjes en hoeren genoemd werden.
Wim Janssen, auteur van `Zeg `t mar op z`n Nimweegs` verwoordde het treffend: `die uit de bovenstad poetsen twee keer per dag de tanden. Wij hadden nog nooit tandpasta gezien, of een tandenborstel. M’n vader heeft nooit z’n tanden gepoetst. Ik had van m’n leven ook nog nooit tandpasta opengemaakt.'
De armoe en verpaupering werden na de opening van de Waalbrug in 1936 alleen maar groter. Dus besloot het gemeentebestuur tot een rigoureuze aanpak: complete sloop. De bewoners konden wel terecht in de nieuwbouwwijken Hatert en Neerbosch. Dat daarbij ook de unieke oernimweegse sociale structuur zou verdwijnen had men niet in de gaten of nam men voor lief.
Wim Janssen: 'Ze hielpen mekaar, letten op mekaar, iedereen wist ook alles van mekaar. Er zat geen slot op de deur, iedereen kon zomaar overal binnen stappen. De criminaliteit was niet zo hoog, er was ook niks te jatten!`
Maar de benedenstad moest hoe dan ook verdwijnen. In de jaren 50 en 60 veranderde het oude labyrint van steegjes en straatjes in een nieuw groot gapend gat. `Het hert was er nu definitief uut`. De bewoners spraken zelfs van een `tweede bombardement`.
Stedenbouwkundigen ontwierpen het ene na het andere megalomane bouwplan, waarbij de bewoners niet werden betrokken. Totdat het Buurtcomité Benedenstad zich eind jaren zestig roerde en probeerde te behouden wat er was overgebleven. Te veel gebouwen met een historische waarde waren al gesneuveld. Gelukkig werd nu wel naar de burgers geluisterd. Zo bleef een aantal gezichtsbepalende panden behouden en konden veel bewoners in nieuwe sociale huurwoningen terugkeren. Het middeleeuwse stratenpatroon werd zelfs door het Rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Op al die gapende gaten ontstond het Nijmegen zoals we het nu kennen: een mooie stad die nog veel mooier had kunnen zijn als de bestuurders meer naar de bewoners hadden geluisterd. Laten we hopen dat het huidige bestuur in haar nieuwe bouwwoede de juiste lessen uit het verleden trekt. Een wijze vrouw schreef eens: `geheimen zijn als gaten in uw kleding; hoe meer je het verborgen wilt houden, hoe meer je er de aandacht op trekt`.
Trouwens, die ene zin uit ons volkslied `al mot ik krupe`: Alles is afgebroke, gin huus is blieve staon`, heeft geen aanvullingen meer nodig.
Carolus
Meer lezen van Carolus? Lees hier zijn voorgaande column.