Onthulling Holocaustmonument Levenslicht

Rafi van den Berg
27 januari 2020
Gisteravond 26 januari 2020 werd in het stadhuis het tijdelijke Holocaust-monument Levenslicht, van de hand van kunstenaar Daan Roosegaarde, onthuld. Met dit lichtmonument werd stilgestaan bij de vervolging en deportatie van en de moord op 104.000 Joden, Roma en Sinti tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Nederlands Israëlitische Gemeente Nijmegen, het 4 en 5 mei comité Nijmegen en de gemeente Nijmegen organiseerden dit gezamenlijk.
Ieder jaar wordt rond 27 januari stilgestaan bij de slachtoffers van de Holocaust. Vandaag is het 75 jaar geleden dat concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz, hét internationale symbool van de Holocaust, werd bevrijd. Om mensen in hun eigen gemeente te betrekken bij dit oorlogsverleden, is op verzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei een tijdelijk lichtmonument ontworpen door kunstenaar Daan Roosegaarde. Doel van dit lichtmonument is het bewustzijn te vergroten dat in heel Nederland Joden, Roma en Sinti woonden en dat de mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vervolgd, gedeporteerd en vermoord, plaatsgenoten of buren waren. 

Excuses voor de slachtoffers

De avond werd geopend door burgemeester Bruls. In zijn speech haalde hij aan positief verrast te zijn door de woorden die premier Rutte eerder die dag sprak tijdens de jaarlijkse Nationale Holocaust Herdenking in Amsterdam.  De premier maakte namens de regering voor het eerst zijn excuses aan de overlevenden voor hulp aan de Duitsers voor Jodenvervolging en hun overheidshandelen van toen. Graag had de burgervader soortgelijke woorden willen spreken en stond dan ook stil bij het aandeel van Nijmegenaren die meehielpen en de ellende van de slachtoffers weg wilden kijken. De burgemeester haalde ook de rol van de overheid en politie aan en zegt beschaamd te zijn. ‘Wij hoeven ons daar vandaag in persoon misschien niet verantwoordelijk te voelen, maar toch zijn excuses op zijn plaats en passend, ook in deze stad waar het fanatisme van sommigen misschien nog wel groter was dan in andere delen van het land’, aldus burgemeester Bruls. Hij sloot af met de indrukwekkende woorden en met de nadruk om vooral deze tragedie en de slachtoffers van de oorlog nooit te vergeten en onze jeugd mee te geven wat vrijheid betekent. Hierna werd onder leiding van het muzikaal intermezzo door Pedaya Halperin een muziekstuk uit de film Schindler’s List gespeeld met daarbij enkele schokkende, gruwelijke beelden van de kampen, razzia’s, de macabere beelden van de slachtoffers. Beelden die eenieder stil kreeg in de zaal.

Ooggetuigenverslag door Deborah Maarsen

Het ooggetuigenverslag van Deborah Maarsen was zo krachtig, emotioneel en voelbaar, dat de woorden van spijt en excuses die burgemeester Bruls daarvoor maakte meer dan recht deden aan al die slachtoffers, inclusief mevrouw Deborah Maarsen, voor alles wat hen is overkomen en aangedaan in de oorlog. Maar het was vooral haar overlevingskracht, de drang om te leven en leven door te geven, die meer dan voelbaar was in de zaal. ‘Als  jongste overlevende van het concentratiekamp Ravensbruck en Bergen Belsen is het een eer om hier te mogen spreken’, begon mevrouw Maarsen die op tweeënhalf jarige leeftijd de gruwelen van de oorlog overleefde. Over de gebeurtenissen van haar familie is het boek Gered uit het vuur uitgebracht.

Als dochter van een Rotterdamse moeder en Hongaarse vader werd zij geboren in een orthodox Joods gezin waar zij opgroeide samen met nog twee oudere zusjes. Een harmonisch en veilig bestaan met een vader die een bontzaak had, hard werkte en zeer succesvol was in zaken. In 1940 werd Rotterdam volledig platgebombardeerd en verloren haar ouders alles wat zij hadden opgebouwd en kwam voor hen de onvermijdelijke oproep om  zich te melden voor transport. Haar moeder werd met haar zusjes naar Westerbork getransporteerd. Deborah, die als negen maanden oude baby nog niet stond geregistreerd, kwam met haar vader in een ziekenhuis terecht. Haar vader die zich daar ziek voordeed, kon zo een tijdje onderduiken en ontkomen aan de Duitsers. Helaas werd hij na een tijdje alsnog opgepakt en via Westerbork naar Buchenwald op transport gesteld. Deborah, haar moeder en zussen kwamen in het vrouwenkamp Ravensbruck terecht. Het staat haar nog helder voor de geest hoe grote, zwarte politiehonden met gemene tanden hen bedreigden met hun harde blaffen. Ze is nog steeds bang voor grote honden. Haar vele herinneringen waren ontroerend, schokkend, verbijsterend en wreed. Het in de ochtend wakker worden naast een onbekende vrouw die in die nacht gestorven was, het tot bloedens toe zuigen op de vingers van de honger, het op hunzelf aangewezen zijn omdat haar moeder te ziek en te zwak was om voor hen te zorgen. Er waren ontelbare gebeurtenissen waar zij over kon vertellen maar slechts één gebeurtenis vertelde haar vader zo vaak dat zij deze wel moet delen. Het was december 1944 en kerstmis diende zich aan. De SS’ers richten een kinderkoor op met de kinderen uit het kamp die de kerstliederen moesten gaan zingen voor het diner dat voor de SS’ers gegeven werd. Toen haar moeder hoorde dat zij en haar zusjes hier ook deel van moesten uitmaken, besloot zij zo dapper als zij was hen te verstoppen. Terwijl de uitgehongerde Joodse en zigeunerkinderen braaf de kerstliederen zongen en de SS’ers zich tegoed deden aan hun chique diner voor de ogen van de uitgehongerde kinderen, werd zonder dat de kinderen het merkten de barak met benzine overgoten waarna de SS’ers het gebouw verlieten en deze in brand staken. Honderden kinderen die prachtig gezongen hadden, verbrandden levend.

Na dit afschuwelijke verhaal was het enkele seconden stil. De afschuw bij eenieder in de zaal was voelbaar. ‘Dit is een van de vele verhalen die zo verschrikkelijk is, die kunt u gewoon niet vergeten’, vertelde Deborah geëmotioneerd. ‘Maar het Joodse volk leeft, is sterk gebleven ondanks verlies, verdriet en vervolging. Bij elke geboorte, besnijdenis of andere gelegenheid besef ik dat ik een triomf vier op Hitler dat zijn streven het gehele Joodse volk uit te roeien en van de kaart te vegen in rook is opgegaan’, eindigt Deborah krachtig. 

Ontsteken lichtmonument Levenslicht

Na het indrukwekkende ooggetuigenverslag van Deborah Maarsen werd de bijeenkomst in de raadzaal van het stadhuis afgesloten. Hierna wandelden de aanwezigen gezamenlijk naar de Kitty de Wijzeplaats. Hier werd het lichtmonument ontstoken en sprak rabbijn Levine het Jizkor, een herdenkingsgebed, uit. Het monument is in het kader van 75 jaar vrijheid een eenmalige aanvulling op de bestaande oorlogs- en Holocaustmonumenten. Zowel in de Joodse herdenkingstraditie als in de Roma- en Sinticultuur zijn stenen belangrijk. 

Daan Roosegaarde en zijn team hebben deze traditie als inspiratie gebruikt. Kunstenaar Roosegaarde: ‘Het is een eer om gevraagd te worden voor dit project en een openbaar kunstwerk te maken over de Holocaust.' In gesprek met Holocaustoverlevenden en hun familie kwam hij tot het ontwerp van Levenslicht. Met 104.000 lichtgevende herdenkingsstenen die gelijk staan aan het aantal slachtoffers uit Nederland, staat het kunstwerk symbool voor de impact van de Holocaust.

Sinds de landelijke onthulling op 16 januari in Rotterdam wordt in elke betrokken gemeente een deel van de stenen tentoongesteld. In het donker lichten de herdenkingsstenen op. De stenen ‘ademen’ in licht en symboliseren daarmee dat de herinnering aan de slachtoffers in leven moet blijven. 

Levenslicht staat tot vrijdag 31 januari op de Kitty de Wijzeplaats. Leden van Het Gilde Nijmegen fungeren in de avond als erewacht en explicateur van het monument. Van 6 tot en met 9 februari staat Levenslicht op het eiland in Lent als onderdeel van het jongerenvrijheidsfestival Into the Future.

Dit bericht delen:

Advertenties