[Column] LS Een zomersprookje

Carolus
14 juli 2021
Er was eens een landje, hier heel dichtbij, waar zeventien miljoen eigenwijze mensen dicht opeengepakt in volle steden, in smerige dampen en op vergiftigde grond, achter hun duinen en dijken toch heel gelukkig waren. Wonderlijk genoeg sloegen al die mensen met uiteenlopende kleurtjes en eigenaardigheden elkaar niet constant de hersens in en leefden zij heel harmonieus samen.
Ze waren gewend hun problemen in goed overleg op te lossen. ‘Ons Poldermodel’ noemden ze het en het buitenland was hartstikke jaloers. En als het toch even niet zo lekker ging en de gemoederen erg verhit raakten, was daar altijd als redder in nood Makkelijke Mark, die al een eeuwigheid als minister-president met zijn optimistische, innemende vrolijkheid alle Gordiaanse knopen wist door te hakken en alle klippen te omzeilen. Hij was immens populair en bij verkiezingen won hij keer op keer. Er waren ook tegenstanders die niet zo blij met Makkelijke Mark waren. Die vonden dat hij vooral met zijn eigen klippen bezig was, de echte problemen weglachte en een spoor van vernieling achterliet. Mark slaagde er met zijn innemende karakter echter telkens weer in om onder zijn tegenstanders nieuwe vriendjes en vriendinnetjes te maken en bij zijn clubje te halen.

Maar Mark was niet de allerhoogste baas. Dat was de koning, een gezelligheidsmens, die samen met zijn prachtige koningin en hun drie dochters, vanuit het paleis toekeek of alles wel goed ging. Af en toe sprak de koning zijn volk toe. Als hij dan iets doms zei, redde de slimme koningin haar man, door te zeggen: ‘dat was een beetje dom’. En dan was bij toverslag alles weer goed. Daarna kon de koning stilletjes gaan genieten van een welverdiende vakantie in zijn strandhuisje onder de Griekse zon of ongestoord aan de gang met zijn favoriete speelgoed: vliegtuigjes, speedbootjes en jachtgeweertjes. Veel meer hoefde en mocht de koning niet doen.

Af en toe gingen de koning en de koningin op staatsbezoek naar het buitenland. Zo gingen zij ook naar Duitsland, waar zij nog populairder waren dan in hun eigen land. De Duitsers misten in hun saaie republiek wel de grandeur en de glamour van een vorstenhuis. Dus op naar Duitsland.

Zijne Majesteit streek eens door zijn koninklijke baard, die door de stikstofcrisis nog steeds niet erg wilde groeien en repeteerde de voorzetsels met de derde of de vierde naamval. Stel je eens voor dat hij daarover zou uitglijden; een onvergeeflijke blamage! Hij was immers ‘van duitschen bloed’. De mooie koningin haalde de kroonjuwelen en sexy jurkjes uit de kast en toverde 13 centimeter lange killerheels tevoorschijn. Succes verzekerd. Een journalist maakte de opmerking dat als er een transferlijst voor royals zou bestaan dit koninklijk prachtpaar met vette winst aan Duitsland verkocht kon worden. Gelukkig bestond zo`n lijst nog niet.

Maar donkere wolken pakten zich samen boven het koninkrijkje achter de duinen. Al geruime tijd werden alle landen van de wereld geteisterd door de onzichtbare heks Corona, die met haar giftige spike-tentakels miljoenen mensen erg ziek maakte en de dood injoeg. Omdat ze onzichtbaar was kon je haar ook niet bij de vlerken grijpen en simpelweg op de brandstapel zetten. Paniek! Overal werden betrouwbare alchemisten, gifmengers, heelmeesters, piskijkers, chirurgijns en waarzeggers uitgenodigd om het kwaad te bestrijden. Maar die luisterden slecht naar elkaar en elke deskundige dacht de steen der wijzen te hebben gevonden om Corona voor eeuwig in haar donkere hol te verdrijven. Elk verhaal werd met volle overtuiging en heel luidruchtig verteld in allerlei praatprogramma’s. Het ergst waren de ‘achterafpraters’ die het altijd anders en beter gedaan zouden hebben.

Makkelijke Mark en zijn ministers konden er geen touw meer aan vastknopen en kwamen elke zondag bij elkaar om nieuwe maatregelen te verzinnen, die dan werden losgelaten op de zeventien miljoen mensen in het landje achter de duinen. Maar het volkje was zeer eigenwijs en werd rebels. Velen snapten de afgekondigde veranderingen niet meer. Het ergste was nog wel dat Mark met het grootst mogelijke gemak maandenlang dag en nacht alle mensen opsloot in hun eigen huis en gemaskerd liet rondlopen. Hij werd steeds meer gezien als een waardeloze tovenaar die vanuit zijn torentje maar wat aanrommelde. Dus veel mensen dachten ‘bekijk het maar’ en maakten een lange neus. Het leek of heks Corona toch geen vat op hen had. De maatregelen werden nauwelijks gecontroleerd en de boetes waren zo laag dat je er nog geen pilsje van kon kopen. Dus vierden ze feest, kropen met duizenden in stadions bij elkaar en deden waar ze zin in hadden.

En zo werd het zomer, de zon scheen volop en Corona liet zich niet meer zien. Makkelijke Mark riep zijn kompanen Mooie Hugo, ‘s lands oppermedicijnminister, Ferd de Stamelaar, de baas van alle veldwachters en de trieste penningmeester Weifelende Wobke bij elkaar in zijn torentje.
‘Wat gaan we nou doen jongens?’ vroeg Mark, terwijl hij voor zijn gasten een stevige borrel inschonk. Zelf nam hij een pilsje.
‘Ik heb wel een idee’, zei Mark. ‘We lassen een extra perscootje in. We gaan met zevenmijlslaarzen razendsnel door de versoepelingen heen, verklaren Corona voor hartstikke dood en gooien het hele land weer open.’
‘Goed idee’, zei Mooie Hugo, ‘Met Testen Voor Toegang kunnen we het voor een paar prikkies meer allemaal hebben. Dat wordt dansen met Janssen.’
Van enthousiasme roffelde hij met zijn blauw gevlekte krokodillenschoentjes een tap-dance op het uitgesleten parket. Uit een voeg rolde door al het getril zowaar een ouderwets kwartje.
‘Dat moet nog van Kok zijn’, merkte Mark op. Wobke zag het kwartje vallen en ineens kregen zijn fletse ogen weer wat kleur. ‘Openen die hap’, riep hij en hij floot spontaan het liedje ‘wie zal dat betalen?’
‘Gaan we niet te vlug?’ vroeg Ferd, terwijl hij bedachtzaam zijn woorden koos. ‘Ik bedoel maar, kunnen we dit risico wel nemen? Corona is alweer gesignaleerd in Engeland en ze heeft extra scherpe tentakels; Delta-tentakels. Is dit geen sprookje voor het slapengaan om de boel te sussen? Is het niet verstandig eerst wat extra adviezen in te winnen?’
‘Risico`s nemen we toch wel’, antwoordde Mark. ‘Dit is een gecalculeerd risico en we laten iedereen afstand houden. Moet lukken toch! Dit overleven we ook wel weer. Mensen hebben trouwens altijd behoefte aan sprookjes, kijk maar naar het succes van buienradar.’
‘Laten we voor alle zekerheid de burgemeesters vragen, laten we Bruls bellen’, stelde Ferd voor. Dat vonden ze een goed idee.

Hubert Bruls de gewichtige voorman van alle burgemeesters vond het ook een goed idee. ‘Goed voorstel’, zei Bruls. ‘Dan kan ik me in mijn eigen stadje weer meer gaan bezighouden met onze eigen story-tellers. De Partij voor de Dieren en de verzamelde vegetariërs willen geen Slachthuisstraat. De laatste groenteboer sluit zijn tent en maakt er een frietkraam van. Alsof we er daar nog niet genoeg van hebben! Dat wordt beslist een frietje oorlog. Ondertussen lopen al mijn wethouders weg en verandert het mooie Waalstrandje in een vuilnisbelt. Tot overmaat van ramp wil Thierry Baudet, onze nationale fantast, hier aan de gemeenteraadsverkiezingen meedoen en is hij al mensen aan het ronselen om zijn sprookjes in mijn raad aan de man te brengen. Opengooien die handel, dan ben ik ook gelijk van het gezeur van die Obouha af.’

Aldus geschiedde en het land vierde feest en hoe. Vooral het jonge volkje had een tomeloze dorst, hield haar hormoonhuishouding niet meer in toom en gaf daarmee feestend en lallend heks Corona een warm welkom. En zij sloeg genadeloos toe.

Makkelijke Mark en mooie Hugo konden niet anders dan een nieuwe persco te beleggen om te redden wat er te redden viel. Het inschattingsfoutje kostte miljoenen Euro`s. En Wobke bleef zijn liedje fluiten: Wie zal dat betalen?

En degenen die niet door Corona werden geveld leefden nog lang en gelukkig.

Carolus

Meer columns van Carolus lezen? Lees hier de voorgaande column.


Luister de column als podcast:

Dit bericht delen:

Advertenties